Volledige werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
(1952)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 494]
| |
aant.
‘De aanblik...’ Vergeef het Germanisme. Men is ‘onze eigen’ korrespondent van een Hollandse courant by 't hoofdkwartier van Prins X, Y, Z, en spreekt dus Duits... ‘De aanblik van 't slagveld... niet te beschryven!’ Eilieve, waarde en zeer oorspronkelyke ‘eigen korrespondent’, met dat doel toch zond men u daarheen. In uw hoedanigheid van Schlachtenbummler, ware dat beschryven uw taak. ‘De vreselyke wanhoop der blondgelokte Clara, toen zy haar slanken minnaar sidderend zag nederknielen voor den...’ Een adjektief, o goden, voor dien zandhoop! Welnu, de wanhoop van die Clara was ‘niet te beschryven’. Maar, beste auteur, aandoenings-schrynwerker, ge hadt toch op u genomen dat wanhoopstafeltje kant en klaar te leveren! En al uw byvoeglyke naamwoorden bewyzen dat ge 't leveren wildet, ja zelfs gy neemt den schyn aan, dat werkstuk geleverd te hebben. Slotsom: het ware te wensen dat ieder die zich zyner volkomen onmacht bewust is, om weer te geven wat hy gevoelt, of zelfs om met wat schyn van waarheid te pronken met wat hy niet voelt, zich eens voor al onbekwaam verklaarde om mee te spreken. Onbevoegde sprekers en schryvers namelyk werken den noodlottigen wasdom van wanbegrippen op onverantwoordelyke wys in de hand, en alzo is ook op zedelyk gebied myn stelling van toepassing: dat er geen boek is waaruit niet kan worden geleerd hoe men niet schryven moet. Daar er nu - ook na Sultan Omar en 't verbranden van de bibliotheek te Straatsburg, waarmee de Pruisen dezer dagen heel onnodig hun overwinningen hebben geïllustreerd - nog altyd veel boeken in de wereld zyn, zou reeds hierin alleen een oorzaak te vinden wezen, waarom de mensheid gebukt gaat onder een zo zwaren last van wanbegrippen. |
|