gelieve z'n deugd en vaderlandsliefde op te frissen door 't van buiten leren van m'n Zegen Gods door Waterloo, een allerliefst ‘mooi’ stukje.
Maar al die ‘Zegen’ hing af van, berustte op, stond of viel met dat ene ‘punt’. Zo gaat het dikwyls met ‘Zegen’. 't Schynt een zaak van zeer précaire hoedanigheid te wezen.
Vitters namelyk zouden alweer kunnen vragen, waarom de deugd en de krygskunde der Bondgenoten onzen-lieven-heer en den prins zo in 't nauw joegen, dat zy de reputatie van die twee aanvoerders lieten afhangen van 'n enkel ‘punt’. Een gewoon sterveling zou menen dat men goden en prinsen niet moest blootstellen aan een échec, als toch licht kan voorkomen wanneer één man vechten moet tegen zes. Bovendien had de ‘Heer’ weinig of geen kavallerie by z'n vierd'halfduizend man. Kortom z'n positie was misselyk, en men moest ‘Heer’ of gerestaureerde prins zyn om er zich door te slaan.
Hoe de ‘Heer’ 't aanlei om z'n reputatie als oud veldheer te handhaven, beschryft onze Scheltema niet. Maar de prins...
Wat denkt ge dat de prins deed?
Wat zoudt gy gedaan hebben, lezer?
Ik spaar u 't antwoord op deze vraag. Met al den eerbied dien ik uw deugd en krygskunde schuldig ben, mag ik u niet in den folterpoel werpen der mirakelzoekende gedachten-inspanning die nodig is om heel uit de verte iets te vinden dat...
Die frase verveelt me. De prins...
Schrikt niet, Nederlanders!
De prins...
Hoor eens, de ‘Heer’ moet toch een handje geholpen hebben. Zo'n prins is dan toch, alles wel beschouwd, maar 'n mens. En dan kersvers van de kostschool!
De prins...
Waar blyf je nu, held van de Moskowa, brave des braves?
De prins...
Scheltema verzekert het... Nederland gelooft het...
Natuurlyk! Wie eens aan 't geloven is, gelooft alles, vooral van 'n prins.
De prins...
Arme, arme, domme maarschalk! Wat doe je ook tegen een