Volledige werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
(1952)– Multatuli– Auteursrecht onbekend621.Kunst kán veel. Ze staat hoog, zeer hoog. Zonderling is het echter dat de wereld - altyd even inkonsekwent, dat is: altyd oneerlyk - den kunstenaar minacht, en tezelfdertyd te veel van hem vordert. Menig épicier die gods-ter-wereld niets is zodra men hem verwydert van z'n winkeltje, meent meer te beduiden dan de man die, om gedurende één uur iets te leisten, jarenlange voorbereiding en studie nodig had. En nu spreken we nog niet van de zeldzaamheid der natuurgave, zonder welke alle studie ydel is. Toch zou die épicier verlangen dat de artist, ook buiten de professie van z'n kunst, uitstekend ware in deugd, deugden, deugdjes, die hem, Kappelman, aanspraak geven op 'n sergeant-majoorschap by de schuttery en een fatsoenlyke begrafenis. Men versta my wel. Ik wenste dat alle kunstenaars steeds brave huisvaders waren, soliede burgers, maatschappelyk-bruikbare mensen - het ideaal der kunst zou 't meebrengen... o, meer dan dit alles! - en velen zyn dat, n'en déplaise aan m'nheer Kappelman, wiens hele soliditeit vaak neerkomt op volslagen absentie van aesthetisch gevoel. Reden te meer, om hem het recht te ontzeggen zich op te blazen tegen den artist die, wat verboheemd misschien in ateliers of achter de coulissen... wellicht ook enigs- | |
[pagina 372]
| |
zins geavarieerd gedurende z'n doorgezworven ‘Lehr- und Wanderjahre’Ga naar voetnoot* te veel ziel uitgaf om altyd behoorlyk by kas te zyn ter bestryding van de uitgaven die dagelykse braafheid vordert. Nog eens, dit is af te keuren! Maar, we zeiden het reeds, dit is niet aan de Kunst te wyten - die, als uitvloeisel van schoonheidsgevoel, identiek is met hoogstopgevatte zedelykheid - 't is 'n gevolg van gebrekkige beoefening der Kunst. Het ideaal van artist-zyn, is het volkomene, namelyk: heiligheid, en blyft dit, ook al ware hyzelf onbewust van dit verband tussen zyn kunstdrift en deugd. De oorzaken waarom juist de kunstenaar somtyds op zogenaamd zedelyk gebied schynt te spotten met hetzelfde schoonheidsgevoel dat op plastisch terrein zyn aangebeden godin is, ga ik nu voorby. Ik wys thans alleen op de onbillykheid, dat er - misschien geheel onverdiende! - eerste en volgende stenen worden geworpen door lieden, die vaak hierom alleen wél kunnen voldoen aan wat er wordt gevorderd in banale verhoudingen, omdat ze nooit iets van hun ziel uitgaven aan wat anders. Doch, ook zonder de zaak zo hoog op te nemen, men verlange van den kunstenaar niet meer, noch iets anders, dan hyzelf aanbood te leveren. Het meisje dat op de koord danst, riep u niet in haar tent, om daar hommage-lige aan haar pudeur van u te vorderen. De schilder verzocht u niet om 'n certificaat van goed gedrag, toen hy z'n doek of paneel onderwierp aan 't oordeel en den smaak van uw dilettantisme. Gy immers ook eist van den handelaar die u koffie te koop biedt, slechts koffie... geen vaderlandsliefde, geen huisdeugd, geen kuisheid, geen andere trouw dan koffiekoopmanstrouw, geen heldenmoed, geen eer... Zoudt gyzelf dit alles kunnen leveren, o Kappelman, by en met en behalve de rozynen die men u afkoopt? 't Is u nooit gevraagd? Juist! En waarom niet? Omdat niemand zich verder met u bemoeit, dan om den wille van die rozynen vereist wordt. |
|