Volledige werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
(1952)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 371]
| |
sen in de omstandigheden die hy voorstelt, vrage zich af of elk naaistertje, elke bonne, voldoen zou... als soubrette? Elk gewezen militair... in 'n Kotzebuese majoorsrol? Elke straatjongen... als gamin de Paris? Elke weg-geannexeerde hertog, keurvorst koning... in de rol van 'n vluchtenden Alfred of Stuart? Immers neen! En... maar eerst 'n vertelling. Een boer had zich met succes toegelegd op 't naschreeuwen van speenvarkens. Hy fopte met die kunst al z'n medeboeren. Een nayverig artist - ook op de dorpen vindt men kunstenaars en nayver - trachtte hem te overtreffen, en dit scheen te gelukken. De nieuwe mededinger werd toegejuicht, en als verwinnaar in den stryd geproklameerd. Maar de geslagen party - tot scherp luisteren en nauwkeurig onderzoek aangespoord door verdriet over dezen nederlaag - ontdekte dat konkurrent 'n varkentjen onder den mantel had. ‘Dan is 't geen kunst!’ zeiden de boeren, en ditmaal hadden de boeren eens, by uitzondering, gelyk. Dán is 't geen kunst meer, was Talma's thesis, en de myne. |
|