mie van z'n stuk. De wenende moeder die ik aanhaalde, zou zeker niet op de maat schreien, en waarschynlyk bóvenmatig. Misschien ook sloeg haar de smart - eerst: wildzang, later van vorm veranderend - naar binnen, en ze zou 't Stichwort verpassen. Een braaf man, z'n bravigheid meebrengende op de planken, zou den tiran waarschuwen, dien hy straks verraderlyk vermoorden moet. Een lafaard die den held moet voorstellen, zou op den loop gaan. De soldaten die gekommandeerd zyn om Ney te fusilleren, zouden misschien: ‘vive l'Empereur!’ roepen. Het schuchtere meisje dat: ‘o ja, lieve Adolf’ te zeggen heeft, en den minnaar in de armen behoort te vliegen, zou den toneel-adolf naar haar mama verwyzen, die daarginds in de zaal stovengeld ophaalt. De moeder van ‘Zestien jaren later’ zou fatsoenshalve weigeren Arthur te erkennen als zoon, omdat ze op 't affiche pronkt met onkinderlyke mademoiselligheid, enz.