Dergelyke rollen speelt hy drie, viermalen 's weeks, soms elken avond, ja nu en dan meer dan éénmaal op 'n avond. Ieder kan dus berekenen dat zowel fysische als zedelyke kracht zou tekort schieten, indien er in werkelykheid moest geleverd worden, wat reeds als nabootsing een zware taak is.
Dat nabootsen slechts is dan ook de roeping van den artist.
Hy moet weten, en kunnen weergeven: hoe men ondergaat, lydt, aangedaan wordt, niet: zélf lyden, aangedaan worden en ondergaan. Om tot dat weten te geraken is, behalve natuurlyke aanleg, diepe studie nodig. Aandoeningen die hy niet kan bestuderen op levende exemplaren, moet hy by analogie trachten te raden, of liever te berekenen. Daartoe wordt, in zeer hoge mate, menskunde vereist. En nog ontelbare gegevens meer vordert de kunst van nabootsing, die - hier komen we terug op het den artist onmisbaar gevoel - op zichzelf een passie, een ondergaan, een lyden is. Die aandoeningen, tezaam gegrepen uit 'n geheel kunstenaarsleven, wegen ruim op tegen de ineen gedrongen avonturen van 'n stervende toneelheldin. Gesteld, dat in Scribe's stuk: ‘Adrienne Lecouvreur’ de vrouw van dien naam met juistheid geschetst wordt - waaraan ik twyfel, want Scribe was 'n ‘schryver’ en wel van de meest ambachtelyke soort - dan is in de rol het werkelyk leven der persoon gedistilleerd tot vyf akten adrianine. Mlle Lecouvreur zelf nu - de mens Adrienne - had onmogelyk jaren lang kunnen dragen, denken, voelen - alles weer tezamen: lyden, pati - wat reeds tamelyk drukkend is in de paar uren die de opvoering van 't stuk vordert. En zou men dit dan eisen van de toneelspeelster die daarin de hoofdrol vervult? 't Ware ongerymd! Even ongerymd als de mening dat 'n kind by anticipatie al de spys zou kunnen verzwelgen, die er nodig wezen zal om hem zestig, zeventig jaar in 't leven te houden.