616.
Talma beweerde, en ik geloof ten rechte, dat 'n artist - hy sprak uitsluitend van schouwspelers, artisten by uitnemendheid, naar myn inzien - zich niet mocht laten meeslepen door gevoel. ‘Dan was 't geen kunst meer’ zeide hy. Velen zullen deze uitspraak vreemd vinden, doch ik geloof haar te begrypen. Een vrouw die hevig schreit over den dood van haar kind, en geen artiste is, zal de rol van treurende moeder minder goed vervullen, dan de kunstenares die... misschien haar kinderen te vondeling legde. Ook deze heeft gevoel nodig, doch niet voor de zaak, het onderwerp, de passie, die zy als artiste aanschouwelyk maakt, maar: voor de kunst die er nodig is óm dat alles aanschouwelyk te maken. Dit is te bewyzen, en bewysbaar. Stellen wy ons Rachel voor, Ristori, Mlle Mars, of iemand van dát gehalte als kunstenares. Die dames... konden souperen, nadat ze gestorven waren als Ifigenia, Fedra, Judith en al wat er vrouwelyks omkomt in de tragedie. Dát zou onmogelyk wezen indien zy de passie die ze vertonen, werkelyk hadden ondergaan. ‘Publiek’ zou wreed genoeg zyn het te vergen, en gewis meer geld bieden voor 't lui genot van smart-zien, dan voor de inspanning- en oordeel-vorderende bezigheid der kunstwaardering. Toen ik een knaapje was, slachtte men te Amsterdam de varkens op den publieken weg... dát lokte jeugd!