600.
Het weinige dat ik er van weet, was me steeds een der rykste en zuiverste bronnen van poëzie. Aan de inspanning om waarheid te zoeken op het terrein van exakte wetenschap, heb ik de heerlykste ogenblikken van m'n leven te danken, en de kracht die my tot nog toe staande hield. Ik noem niemand een dichter, die dit niet begrypt. Men versta my wel. Ik beweer niet dat de beoefening der wiskunde iemand tot poëet maakt - in hogen zin altyd. Verzenmaken heeft hiermee niets, totaal niets uit te staan - ik beweer dat een dichter poëzie vindt in wiskunde, en van de beste soort! Eigenlyke mathematici - vakmensen - zyn zelden dichters, en dit hebben ze gemeen met de vele anderen die zich gewoonlyk niet aan wiskunde te buiten gaan.
Reeds elders - in de Wouter-geschiedenis - heb ik gewezen op het verband tussen de drift tot uitvinden, ontdekken, indringen, bezitten en exploiteren, en: wellust. Het zou me aangenaam wezen, lezers te treffen die in staat zyn deze synthetische eigenaardigheid van de natuur der dingen wysgerig op te vatten. Ook in deze zaak blykt ons dat gelyksoortige oorzaken de schynbaar meest uiteenlopende gevolgen hebben. Misschien is het de ideale taak der wysbegeerte, alle waargenomen verschynsels tot het kleinst-mogelyk getal oorzaken terug te brengen, en wie weet of er niet eenmaal blyken zal, dat dit getal... géén getal en slechts 'n eenheid is: het zyn. Het zyn, met ál z'n eigenschappen, die wellicht zullen kunnen worden teruggebracht tot één hoofdwet, waarvan de talloze, door óns geklassificeerde eigenschappen on-