431.
- Maar, zeggen de vromen, uw vergelyking is niet juist. Wy weten wél wat onzen Heer aangenaam is. Hy heeft zich verwaardigd ons dat te openbaren.
- Ei zo? Laat eens horen.
Eerste vrome: Hy begeert psalmen.
- Neen, roept de tweede vrome, ik vereer hem door in de rondte te draaien.
Derde vrome: Ik spreek door den neus... dat doet hem zeker plezier.
Vierde vrome: Ik verveel me alle Zondagen tot zyn eer.
Vyfde vrome: Ik ontbyt met Ezechiël.
Zesde vrome: Ik lees alle dagen in 'n boek dat hond noch kat verstaan kan. Als-i daarmee niet gediend is, verklaar ik hem voor zeer exigent.
Zevende vrome: Dat alles is 't rechte niet. De ware manier om hem in 'n goed humeur te helpen, is een groot huis te bouwen, en eens in de week daarin by elkaar te komen, om te luisteren naar iets dat men even goed weet als die 't vertelt, en evenmin begrypt als hyzelf.
Achtste vrome: Ik roep gedurig dat ik 'n ellendeling ben, onbekwaam tot alle goed. Dat moet hem 'n prettigen indruk geven. Negende vrome: Ik soupeer vier malen 's jaars op klaarlichten dag. Tiende vrome: Ik onderzoek zyn Wezen, en verschaf hem wat afleiding door de verklaring dat hy driedelig is.
Elfde vrome: Gekheid! Moderne theologie... geloof met scheikunde ... dát is 't ware!