De kleinere kinderen zouden vroeg naar bed, met de belofte van 'n kop koude saliemelk aan 't ontbyt ‘als men ze den helen avond niet hoorde.’ 't Is ook lastig de kinderen te ‘horen’ als men 'n avondje heeft. Wat voor hóórt, moet voor gáán. Wouter kreeg vergunning om te wandelen met de Hallemannetjes, d.z.b.f.w., en hy moest thuiskomen tegen acht uur, werd er gezegd, maar op 'n toon die 'm deed voelen, dat-i niet zou bekeven worden als hy ditmaal wat langer uitbleef. Laurens, die natuurlyk op 't letterzetten was, en gewoonlyk 's avonds tegen zeven uur thuiskwam, was groot genoeg om van de party te wezen, maar hy moest beloven stil te zitten, en te bedanken by 't tweede kopje. De grote meisjes hoorden er by, dat sprak vanzelf - zy hadden de belydenis en den merklap achter den rug - en Stoffel zat voor. Hy zou de heren te woord staan, als die zo tegen tienen de juffrouwen kwamen halen, en 't gezelschap vermaken met vertellingen over Mungo Park en de bepalende lidwoorden, waarin-i zo byzonder sterk was.
Leentje zou blyven tot de ‘mensen’ er waren, wyl 't anders zo lastig was telkens de deur open te trekken. Ook kon ze wat helpen aan 't wegzetten van de la-tafel, en al 't geredder dat onafscheidelyk is van 'n avondje. ‘Maar ze moest wat vlugger wezen, of anders deed men 't waarlyk liever zelf.’
Het oudste der meisjes, juffrouw Truitje, zou voor de saliemelk zorgen. Pietje had de boterhammen tot haar aandeel, en Myntje de bestellen, ‘maar ditmaal moest 'r wat meer boter in, omdat ze laatst zo droog waren.’
't Zou allerprettigst wezen ‘als nu juffrouw Laps maar niet altyd 't hoogste woord voerde, want dat was nog-al haar zwak.’ Ook was 't te hopen dat de weduw Zipperman ‘wat minder opsneed van 'r schoonzoon, omdat zo-iets toch vervelend wordt op 't laatst.’ En de juffrouw boven den melkkelder ‘mocht ook wel wat bescheidener wezen, want ze had niet altyd in 'n toehuis gewoond, en 'n winkel was geen schande, en op-kamers-wonen ook niet... here, neen!’ Ook kon niemand weten waar-i toe komen zou.
Niemand begreep ook, waarom de juffrouw van den koekbakker altyd zoveel franse woorden gebruikte, dat niet te pas komt in den burgerstand, en ‘en als ze 't weer doet, Stoffel, zeg jy dan