Volledige werken. Deel 2. Minnebrieven. Over vrijen arbeid in Nederlands-Indië. Brief aan Quintillianus. Ideeën, eerste bundel
(1951)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 386]
| |
goederen naast elkander. Als die domme schaar in de plettery knipt ze lucht, koper en meisjes door, en hapt naar meer, onverschillig wát. Zy zet 'n hansworst op den nek van den martelaar, of daar z'n plaats was! Uw bruid sterft... 't is heerlyk weer. Ge hebt uw kind begraven... de Natuur hagelt op z'n graf. Gy schreit... de Natuur lacht. Uw gemoed is ontstemd, springt, slingert, stuift... zy gaapt en byt maar altyd voort met laffe lamme lauwe geesteloze onverschilligheid. Of, gy juicht... de Natuur vermaakt zich met misten. Gy jubelt... zy huilt motregen. Gy voelt u zacht, vriendelyk en goedig... zy buldert donder. Gy zyt in rust... zy jaagt en stormt. Gy streelt, lief koost en bemint... zy plaagt, sart, zweept, geselt en orkaant, altyd even onaangedaan, altyd even werktuigachtig, altyd even dom, dat is: altyd even natuurlyk. |
|