te brengen, en u met het doorgeknipte kind te verwonderen over de werktuiglyke domheid van die schaar, die niet weet wat ze knipt...
Zo dom als die schaar is de Natuur.
De Natuur is algemeen. Haar domheid hebben we gezien in de koperplettery.
Om u opmerkzaam te maken op de algemeenheid der Natuur, nodig ik u uit tot een bezoek van 't verkoophuis, of beter, van 'n bataviase toko. Voor niet-indiërs moet ik hier even zeggen dat een toko staat tot 'n winkel, als alles tot niets. Het woord winkel, dat eigenlyk betekent: inspringende hoek, stamt uit den tyd toen de ruimte tussen twee uitspringende vleugels van 't een of ander gebouw gebruikt werd tot het verkopen van goederen. Liefst koos men daartoe kerken, wyl die door den kruisvorm en de uitstekende kapellen de meeste ‘winkels’ vormden. Dit in 't voorbygaan.
In een winkel verkoopt men iets, een soort van goederen. In een toko verkoopt men allerlei soorten, alle goederen, alles.
Vraag naar schoensmeer, ham, tandpoeder, muzenalmanakken, domineesportretten, bonshommes, duikelaartjes, schaatsen, rouwlint, aandelen in 'n schip, of kuitgespen... dat alles levert u een rechtgeaarde toko.
Zo'n toko is de Natuur. Zy heeft in haar oneindig magazyn alles. Lucht, zee, leven, liefde, zwaarte, ziekte, vreugd, schoonheid, karakter, pyn, klank, spoed, traagheid, kracht, groei, ontbinding, dood. 't Doet er nu niet toe, of ze dat alles teweegbrengt door één middel: beweging, evenals 't ons onverschillig is of 't verkoophuis z'n waren ontvangt uit één fabriek. Genoeg, de waren zyn er.
Maar in 't grote verkoophuis der Natuur ligt alles door elkander. De polichinel zit schrylings op den nek van 't bronzen vrouwtje dat haar kind beweent. Napoleon in gips staat tussen twee spellen kaarten, en een fles cognac is gewikkeld in 'n traktaatje van de afschaffers.
Want de Natuur is dom. Ze heeft geen verstand van étalage. Daardoor is ze humoristisch, en wie dat goed na tekent, is 't ook.