Nommerkransje(1838)–J.F.L. Müller– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 25] [p. 25] Tien maal tien is honderd. Tien maal honderd is duizend. Anthonie. Oom! hadde ik eens al het geld, Dat gij daar hebt afgeteld, En op hoopen neêrgesteld - o, Hoe rijk zoude ik dan wezen! Armoê hadde ik nooit te vreezen! De Oom. Toon! gij oordeelt naar den schijn. Duizend Guldens uit te geven, Enkel tot behoud van 't leven - Kan slechts voor een jaar zes, zeven, Voor een' mensch toereikend zijn. - Leer dus, Toon! bij alle zaken Eerst een juiste rekning maken. - Vorige