| |
| |
| |
Schetsen uit het Noorden.
Pas is de winter in het land of de ‘Leeuwarder’ staat van onderen tot boven vol met hardrijderijen. Hardrijderijen op de korte baan zijn in Friesland een noodzakelijkheid. Panem et circenses! Al zijn de socialistische woelingen nog zoo ernstig, is er ijs, dan houden die berichten op en de hardrijderijen is het eenige waarover men hoort spreken. Hoe kan het ook anders? Welke prachtige wedstrijden, (die eene historische vermaardheid hebben weten te veroveren), gaf niet de Leeuwarder ijsclub? Om slechts te spreken van de groote hardrijderij van vrouwen op 1 en 2 Februari 1805 gehouden. De eereprijs was een Gouden oorijzer. Eerst den 2en dag te 4 uur was de strijd beslist en won Trijntje Pieters van Poppingawier, oud 20 jaar, het oorijzer en Janke Wybes van Damwoude, oud 16 jaar, den 2en prijs. Er waren 130 inschrijvingen en ruiterij hield de ontzaglijke menigte toeschouwers op een afstand. De baan van 148 M. 81 cM. of 40 koningsroeden en werd door een der vrouwen in 13 min. gereden, naar het verhaal luidt. In het begin dezer eeuw waren er nog tal van beroemde rijders zooals Cornelis Ynses Reen, Mej. Lijcklama à Nijeholt te Bolsward, en de bekende Tasseron en Kettenis, de Leidenaars, die over een geul van 20 voet sprongen. Doch in Friesland kent nog ieder de namen van Atze Geerts, Atsma van Terzool en Pier, Thomas Stornebrinck, die buitengewone korte baanrijders waren, evenals Cornelis Ynses, die tot op hoogen leeftijd een sterk rijder was. Nog later komen weer nieuwe sterren aan den noordelijken hemel; want steeds meer worden er hardrijderijen uitgeschreven. Ube van Dijk, bekend om zijn schoone streken aan het einde van een rit, en M. Castelein, die weinig voor hem
| |
| |
onder deed. Ook hij reed de korte baan in streken af - na zich op gang ‘geklauwd’ te hebben. Die korte baan hardrijderijen zijn soms ware kampen, worstelingen, waarin men alles geeft wat men aan kracht bezit. Eens gebeurde het (zooals Dr. Schultetus Aenneae in de N. Sport van 2 Januari 1886 beschrijft), dat iemand het van Atze won en aan 't einde der baan ‘de hak oplichte’. Deze smaad kon Atze niet verkroppen: De ‘reade’ wordt ‘duvelsch’. ‘Ik seil dy scandaliseere’! zegt Atze. En hij deed het. Satan vloog in persoon van Atze langs de baan, zonder een miszet en onophoudelijk op zijn .... slaande, brullende met opgesperde grijze oogen en rood haar, reed hij de baan af, ‘kom nou smoarige bollebuisjesbakker. Kom nou...’ ‘Atze ge moet geen menschen beleedigen,’ zei de President. ‘Dat moatte jou tsjin him sizze,’ zei Atze.
Na Menno Castelein, komen de v.d. Bergen, met Okke
Renke v.d. Zee.
aan het hoofd, eenige jaren als eerste prijswinners uit den strijd, doch ook reeds omstreeks 1880 beginnen Renke van der Zee en Pieter Bruinsma op te komen, evenals de oudste der Kingma's. Wat die familie al niet aan prijzen gewonnen heeft is mij onbekend, doch ik zou het over al die jaren te saamgenomen wel op ƒ 8000 durven begrooten. Ook Wybe de Vries, Hesseling, Entjes, Zijlstra, Veninga, Van der Schaaff, Visser, Hanje, Dekker en Arie van den Berg zijn eerste klasse hardrijders. De internationale wedstrijden waaraan Pieter Bruinsma, Van der Schaaff, Van der Zee, de Kingma's, Wybe de Vries, Veninga en Arie van den Berg deelnamen, hebben wij allen besproken en om alle korte baan wedstrijden na te gaan en goed na te gaan, zou mij ten eerste te ver voeren en ten tweede is het zeer moeielijk te zeggen wie de snelste rijders zijn geweest, daar men nooit weet,
| |
| |
waar geknoeid wordt en waar niet. Een der verdienstelijkste bestrijders der knoeierijen op de korte baan is de bekende heer Hijlkema, wien het door zijn positie als Bestuurslid van den Ned. Schaatsenrijders
Pieter Bruinsma.
Bond, wel zal gelukken met der tijd aan deze ellendige, alle sport doodende misbruiken, een einde te maken. Naar mijn opinie (die ik gaarne voor beter geef), zijn in de laatste 40 jaren de volgende rijders in rangorde de snelste geweest. Eerst Hulbe v. Dijk, toen M. Castelein, daarna Okke v. d. Berg. Later Pieter Bruinsma, daarna Wybe de Vries. En nog steeds blijft het een open vraag of Wybe niet harder zou gereden hebben dan Klaas Hanje, als ze even oud zouden geweest zijn. Hanje, met z'n lichtrood haar en kranige figuur is een krachtige athletengestalte. Wybe is meer een friesch type, mager met afhangende schouders, fijne gewrichten en ijzersterke
Klaas Hanje.
gespierde beenen. V. d. Zee heeft een tijdlang harder gereden dan beide rijders, doch nu is Wybe nog steeds de beste rijder op de lange baan na Marten Kingma. Ook Dekker uit Zwolle, Entjes en Westra zijn prachtige rijders. Dekker is een vrij tengere, doch enorm vlugge rijder, die zeer spoedig den gang heeft. K. Hanje en B. Dekker, (die Hanje in een 200 meter wedstrijd te Amsterdam overwon) zijn nu m. i. de hardste rijders. Op de korte baan van amateurs is de heer Foeke Tjalma verreweg de baas, doch elk jaar brengt nieuwe kampioenen.
Arie v. d. Berg wil ik afzonderlijk bespreken. Is Pieter
| |
| |
Bruinsma een populaire figuur, niet bij elkeen is hij sympathiek, Arie echter is bemind waar hij komt; Arie is de eenvoudigheid in persoon en heeft evenveel als de Kingma's bijgedragen tot het hooghouden van onzen roem in het buitenland. Hij begon op 19-jarigen leeftijd te rijden en wat zijn prijzen betreft, ja.... ‘daar kan ik uw weinig van schrijven, omdat ik het niet onthouden heeft,’ zoo schrijft hij me. Doch eenige bijzonderheden weet hij toch; zoo schrijft hij: ‘op 19-jarigen leeftijd ben ik begonnen te rijden, toen won ik mijn eerste prijs te Soetermeer, al die in 22 jaar verreden zijn te Soetermeer, die heb ik gewonnen.’ Geen opsmuk, alleen het feit, het alleenstaande feit, dat
Arie van den Berg.
men in 22 jaren, zelfs met zwaren tegenstand nooit geklopt is! In den vorigen winter heeft Arie nog 445 gulden verdiend en in 1891 - 92 nog 300 gulden. Dat zegt wat op 41-jarigen leeftijd, (waarna 4 prijzen op 4 achtereenvolgende dagen te Haarlem, Dordrecht, Lekkerkerk en Stolwijk. ‘Maar’, zegt Arie, ‘ook netjes geleefd, als het begint te vriezen moet men zichzelve speenen van alles en goed voeden’. Weliswaar behoort Arie niet in Friesland, doch ik behandel hem nu maar als een provinciegenoot, want hij behoort bij de korte baan rijders, bij Hanje en de anderen. Het zou mij niet verwonderen als Hanje, evenals v.d. Berg, nog lange jaren prijzen zal winnen. Hij heeft een zeldzaam vasten streek, evenals de kleine, wijdbeensche V.d. Schaaff. Deze is zóó vast in de enkels, dat hij te Paterswolde, voor een aardigheid Noorsche hoogen aantrekkende, er spurtende op weg reed! Zoo'n ‘hurdrideri’ te Leeuwarden is iets, dat men moet
| |
| |
meegemaakt hebben, om het Friesche volk te kunnen beoordeelen. Een dubbele baan is afgeschut, aan de uiteinden een paar kleine kleedhokjes. De politieagenten jagen de honden en de jongens van de baan en de touwen zijn weldra door een dichte, 3 dubbele rij van toeschouwers bezet. De trommelslager der schutterij geeft het sein ‘klaarmaken’, een paar helpers halen de kleeren der 2 eerste rijders van het eene einde der baan en deponeeren ze aan het uiteinde. Dan komt het afgaan. De 2 rijders, meestal in grauw blauw of lichtbruin baaien ondergoed, met witte beenen knoopen, komen aan de streep, na met onnoemelijke zorg de ‘reedens’ geprobeerd te hebben, en beginnen dan eerst een paar kleine cirkeltjes te rijden, dan poetsen ze de sneeuw van de schaatsen, krassen zich goed op de streep vast en beginnen elkander te begluren. Daar gaan ze af, doch de dikke figuur in de midden bromt iets als ‘ho’ en ze komen weer terug. Na elkaar een keer of wat geplaagd te hebben, jakkeren ze weg en de overslaande vlag geeft aan wie gewonnen heeft. Eindelijk, 's middags laat, is 't beslist. Bij de laatste ritten is het hoe langer hoe voller geworden. Dan ziet men nog eens voor de laatste maal het wilde geweldige schokken van
Pieter Bruinsma's breede schouders, of het prachtige vaste klauwen van Hanje en dan schetteren de fanfares en onder de toonen der dichtomstuwde muziek, schuifelt een enorme menschenmassa stadwaarts.
De optocht! Onder de eereboog door, toegejuicht door de menigte. 's Avonds is 't Frascati, dan is heel
| |
| |
Leeuwarden bijeen. Aan een der zijden van de zaal, die vol gezellige tafeltjes staat, is ‘het schavot’, waarop 't Bestuur
De moeder der drie gebroeders Kingma.
met de ‘priswinners’ zit. Dan wordt er gedampt uit de lange Gouwenaars en allen hebben een flesch rooje baai voor zich. De speeches beginnen. Eerst een populaire, aardige redevoering door den Heer Reitse Bloembergen, de president, dan volgt de uitreiking der prijzen. Al vlugger en vlugger volgen de speeches zich op. Er wordt gedronken op den Heer Salverda, op Pieter Bruinsma, op de korte baan. En het Friesche volkslied is nauwlijks verstomd of weer staat Hylkema op en vertelt ons in geestig friesch, wat hij op 't hart heeft en Dijk stra's woorden, in keurige friesche verzen vervat, hebben niet minder succes. Dan wordt het speechen algemeen. Als dan soms de familie Kingma herdacht en een speech gehouden wordt ter eere van Moeke Kingma, de moeder onzer 3 kranige rijders, dan zien deze bedremmeld doch gelukkig rond en strijken de stevige handen door de wilde haren. Toch doet het hen zoo goed. Hoe later het wordt hoe krachtiger de taal en hoe krachtiger het gejuich. Doch te Heerenveen is 't al even gezellig als te Leeuwarden. Daar tijgt men ook al in optocht naar het Posthuis en ook daar heerscht een oogenblikkelijke stilte als de ‘Direksje’ binnen is en de Heer v. Heloma de prijzen uitdeelt. Ook daar komen de bekende sprekers aan de beurt, wanneer
| |
| |
de Heer Taconis heeft gesproken staat de Heer Terlet op en Uri en dan volgen weer anderen. Thialf gaat nooit verloren en allen drinken op den bloei en den groei van..... Thialf! En de Engelschen willen niet onderdoen, ook zij klauteren op een stoel, en als men denkt een lange rede te zullen hooren, komt het langzaam, doch duidelijk uit den mond des vreemdelings: ‘Long lieve Thiolf!’
Te Groningen is het geen haar beter. Menschen, die in den ijstijd rustig in Groningen denken te kunnen verblijf houden, hebben buiten den waard gerekend. En de Groningers zijn goede waarden als zij gasten hebben. De ijsfeesten te Paterswolde waren prachtig. Zoo'n noordelijk ijsfeest ziet men nergens in de wereld! Overal die oude gebruiken, die als het ware onafscheidelijk zijn geworden van den winter. Het wekte daar b.v. niets geen bevreemding de schutterij-muzikanten op schaatsen naar de baan te zien trekken. En dat ook daar het feestvieren en het prijsuitdeelen, krachtig gesteund door
| |
| |
het Groningsch Studentencorps, in goede handen is, durf ik u plechtig verzekeren. De familie Hesseling is daar de toongevende in de ijsclub. De oude Heer Hesseling, de eere-voorzitter der club, was bij het diner na de wedstrijden te Paterswolde tegenwoordig, terwijl Z.E.'s zoon het presidium van de tafel had. Dat zij nog lang moge bestaan, die hardrijders-sport in het noorden, doch dat men er in slage de daarbij heerschende misbruiken voor goed te beteugelen.
|
|