Liedjes en andere verzen(1870)–Emiel Moyson– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] Werkmanslied. Terwijl alom de dwaze zucht naar ijd'len glans en hol gerucht geen palen kent noch perken, ik, volkskind, - luistert naar mijn lied, - 'k en schaam mij in mijn oorsprong niet, en 'k stel mijne eer in 't werken. 'k Weet meen'gen trotschaard die zijn' hoed op straat voor ons niet af en doet, of veinst ons niet te merken, en die, in de ure van den nood, nog niet bekwaam ware om zijn brood te winnen met te werken. [pagina 63] [p. 63] Hoe vele simpele ambachtslièn die droomen van hun' zoons te zien in 't leger van de klerken... 't Is ook een staat, de schrijversstaat, maar vroegen de ouders mij om raad, 'k zou zeggen: leert ze werken. Het spreekwoord: houdt u bij uw' leest, bedoelt niet, dat des werkmans geest moet rusten op zijn' vlerken, maar 't heeft voor hoogverheven' zin dat iedereen, in grond begin, kan groot zijn door zijn werken. O arbeid, vriend van 's menschen ziel, gij die veredelt d' armen kiel en zwakken maakt tot sterken gij, troost en steun van al wie lijdt, weest door 't Vlaamsch Volk gebenedijd, en blijve 't neerstig werken! Brussel, 1867. Vorige Volgende