Liedjes en andere verzen(1870)–Emiel Moyson– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] Denkt gij daar wel aan? Luid klonk ons lied: ‘Gezellen, moed, ten strijde! dat eindlijk recht weêrvare aan 't werkmanskind, dat de eigen baat niet langer meer benijde de roggen korst die 't zwoegend Volk verslindt!’ Luid klonk ons lied voor knecht en ook voor bazen, het was een' stem doormengd met meen'gen traan... doch, bij het klinken der champagneglazen, zegt, liberalen, denkt ge daar wel aan? [pagina 39] [p. 39] Wanneer het Volk, in geestdrift, langs de straten, het roomsch bedrog al zingend nedersmeet, dan was uw hert van blijdschap uitgelaten en 't koor des Volks stierf in uw' jubelkreet. Gij kwaamt en vroegt aan 't Volk de zegeprale, en plechtig zwoert gij voor zijn recht te staan... thands vloekt het Volk uw' taal als leugentale: zegt, liberalen, denkt ge daar wel aan? 't Is niet genoeg de papen te verachten, (Veronika haar doek raakt afgeweekt...) ge moet het lot van d'arbeidslaaf verzachten, die hijgend u om lafenisse smeekt. Ziet gij hem niet allengs tot dier vervallen? wat heeft, eilaas! de martelaar misdaan? Uw' leuze was: beschaving, brood voor allen!... zegt, liberalen, denkt ge daar wel aan? Wijl elke dag den prijs van 't zweet doet dalen, groeit in elk hoofd de kennis van het Recht; o vreest dat eens, door wanhoop aan het dwalen, 't geraamte zich aan uwe schreden hecht'! [pagina 40] [p. 40] Wanneer het dan, tot razernij verbolgen, de hand aan uwe broze macht zal slaan, wat zal er uit die woeste worstling volgen? zegt, liberalen, denkt ge daar wel aan? Onthoudt het wel, de werkman is uw broeder, 't is hij die gansch de samenleving schraagt; zóo wel als u is hem de Wet een' moeder: o geeft hem dan wat hij zóo billijk vraagt. Wat hij verzoekt, hij zou het kunnen vergen; 't is hooge tijd ons' woorden te verstaan: het Volk is goed, waarom zijn' goedhéid tergen?... o, liberalen, denkt, ja denkt daaraan! Brussel, 3 April 1859. Vorige Volgende