Liedjes en andere verzen
(1870)–Emiel Moyson– Auteursrechtvrij
[pagina 29]
| |
Aan mijne Noord-Nederlandsche Broeders,
| |
[pagina 30]
| |
Heb dank, mijn stam- en wapenbroeder,
heb dank voor uw' bezielde taal;
wij strijden voor dezelfde moeder,
wij strijden met hetzelfde staal.
Datzelfde staal, zoo scherp van snede,
is 't vrije Woord de vrije Rede
waar Marnix voor in 't harnas sprong;
't is niet genoeg diens vaan te ontplooien,
wij moeten nog zijn werk voltooien,
wij zullen 't ook, - wij zijn nog jong.
Voortaan in dichten drom verbonden,
te velde, Noord en Zuid, voor 't Recht!
sloeg tweespalt u ook wijde wonden,
uw moed bleef Nederlandsch, dus hecht.
Al mocht verraad, op 't uur der dieven,
de kruin des reuzeneiks doorklieven,
de tijd heeft d'ouden stam geheeld,
want dag aan dag ziet nieuwe loten
vol leven, uit hem opgeschoten,
die 't zoeltje van de Hope streelt!
1857. |
|