Vergeef het mij genadig
dat ik wensch goed en braaf te zijn,
en niet misdadig.Ga naar voetnoot145
Hij voelt dat - en ik kon het niet begrijpen, en ook niet het beetere hem bewijzen. Hij dwaalt, maar is oprecht.
|
-
voetnoot144
- Blijkens het dagboek van vrijdag 24 januari 1919 had Van Eeden op donderdag 23 januari koffie gedronken bij Dèr Mouw. Nu, op woensdag 29 januari, onderhield hij zich andermaal met Dèr Mouw voor de aanvang, of na afloop, van een door Van Eeden in Diligentia te Den Haag gehouden lezing over Het Godshuis in de Lichtstad, lezing die ook door Dèr Mouw werd bijgewoond. Het door H(enri) B(orel) gegeven verslag van deze lezing, in Het Vaderland van 30 januari 1919, licht ons in over wat Dèr Mouw toen te horen kreeg, terwijl het tevens een toelichting vormt bij de door Van Eeden ontvangen brieven van Dèr Mouw d.d. 3 en 11 juli 1918: ‘Men herinnert zich uit het vóórlaatste hoofdstuk van De Kleine Johannes (3e deel) het eiland, waar de tempel staat der gansche Menschheid. De lezing van Van Eeden gisteren avond was de ideale uitwerking van dezen schoonen droom. In zijn verbeelding (en men denke er om, dat alle stoffelijke groote kunstwerken eerst gedeeltelijk in de verbeelding der dichters bestaan hebben) wordt op een of ander eiland een stad gebouwd uit drie cirkelgebieden bestaande (heeft Van Eeden hier bijgeval aan de Verboden Keizerstad te Peking gedacht?): de buitenste een tuinstad, met stations, hotels, badhuizen, tentoonstellingen enz.), daarna een bosch- en bloemveld-complex, waarin muziektempels enz., en een wetenschappelijken cirkel met regeeringsgebouwen, academies, enz. en als heilige der heiligen een tempel-complex, met een hoofd-tempel en tempels voor alle religies (de drie cirkels te symboliseeren als lichaam, ziel, geest). Hierover heerscht een raad van 12 richteren, internationaal gekozen, geen erfelijke koningen maar uitgekozen door de Menschheid uit de wijsten. Alleen in de buitenstad is geld-circulatie, in de andere twee is geld streng geweerd.
Voorgeschreven beperktheid wegens papiernood noodzaakt mij, bijzonderheden slechts spaarzaam te geven. Zóó heeft de hoofdtempel 1200 M. doorsnede, de grootste koepel 300 M. spanning en 250 M. hoogte (bevattend o.a. het beeld ‘broederschap der menschheid’) en deze is van graniet, ijzer, staal, brons, zilver, glas. Het geheele kunstwerk heeft den grondvorm van de mystieke roos, tempels die van svastika en kruis. Er is in de stad ruimte voor een millioen menschen. Zoowel als een religieus als een politiek en economisch centrum wordt deze Lichtstad geconcipieerd. De stad zal zelfstandig zijn en door de heele wereld worden geëerbiedigd zooals door Hellas Delphi.
Van Eeden en de architect J. London, die in lichtbeelden de conceptie van het grootsche plan vertoonde, gaven er nadere verklaringen bij. Hoofddoel is: Organisatie der zuivere Gemeenschap, Eenheid der Volkeren. Natuurlijk is dit alles zeer ‘ideaal’ en men kan er vrijelijk van zeggen: ‘onmogelijk’ of zelfs maar ‘dichterlijk’. Toch zijn de visionaire dichterlijke verbeeldingen altijd wezenlijker en blijvender gebleken dan tijdelijke zg. reëele bouwsels. Zóó bestond het ideaal van Volkerenbond en Wereldvrede reeds eeuwen vóór Christus bij Confusius, en nu eerst nadert het de eerste stadia der voltooiing. Dichters en filosofen, de ware althans, zijn ten allen tijde profeten geweest, en trokken op geestelijk gebied de tempels en paleizen der toekomst op, die later stoffelijk verrijzen.
Het debat, dat toegestaan wordt, dient - evenals vroeger met Van Eedens lezing over De Blijde Wereld - tot verrijking of wijziging der plannen, die later in vele wereldtalen gedrukt en uitgelegd zullen worden.
Ik teeken hier nog even bij aan, dat in het gansche complex van den Tempel des Hemels met zijn bosschen in Peking zeer gemakkelijk meer dan 100.000 menschen zouden gaan, en dat er dààr reeds iets te zien is, dat het karakter draagt van Van Eeden en London's conceptie, die dus architectonisch niet eens zoo nieuw is, al is zij als zoodanig minder schoon. Jammer is namelijk dat de architectonische projecties en concepties niet zeer fraai waren. De tempel-complexen, zonder grandeur, leken wel wat op suikerbrooden of bijenkorven. Neen, dan bestaan er schoonere kunstwerken en monumenten op de wereld dan deze wel heel nette en regelmatige, maar nergens grandiose architectuur.’ H.B.
-
voetnoot145
- Van Eeden citeert hier kennelijk uit zijn geheugen. In werkelijkheid had Dèr Mouw geschreven (V.W., II, blz. 214):
Van mensch'lijk kwaad en goed,
Dat ik, beperkt en klein,
Vonk van Uw glorieschijn,
Alleen wensch goed te zijn
|