5 Juni 1918
Beste Joop, ik ben vervuld van die verzen. Toen ik ze in den trein las dacht ik: ‘een ster van de eerste grootte’. Een evenement in de litteratuur.
Misschien is dat te veel gezegd, maar ik ben zeer verlangend met dien dichter kennis te maken.
Ik moest aan Mannoury denken, maar die spelt Kollewijns, en het is toch niet door een ander gecopieerd.
Ik wou je dit schrijven, eer ik weet wie het is. Het is alles echt, van begin, tot eind, en het is zeer bizonder. Er koomen wel heel wonderlijke reegels in, maar ik ben nu geneigd het alles te aanvaarden, en geen aanmerkingen te maken. Iemand die zóó schrijft, moet zelf beoordeelen wat hij doet en wij moeten hem zijn gang laten gaan. Ik ben er heel blij om, zeg hem dat. Ik heb een heel zuiver gevoel van vreugde, dat zulk werk in deezen tijd moogelijk is. Ik dacht niet
| |
Ik wou dat je hier was om er oover te praten. Ik ben er vol van. Schrijf je mij eens, hieroover?Ga naar voetnoot7
Ik begrijp waarachtig niet wie het gedaan kan hebben. Mijn oordeel is dus wel geheel vrij, en het zal hem plezier doen.
Het handschrift is al zoo merkwaardig, met die los staande lettertjes. Ik weet niemand die zoo schrijft. Je moest een paar van die repeteer-heerenGa naar voetnoot8 naar huis stuuren en er wat rijksdaalders aan offeren om met me te koomen praten.
Dag Joop, tot ziens
v.E.
|
-
voetnoot3
- Rijke informatie over de significa geeft het artikel van A.J.J. de Witte, De verhouding van significa tot taalwetenschap en phonetiek in De Nieuwe Taalgids, dl. 45 (1952), blz. 305-313. Het studieobject van de significa wordt daar omschreven als het bestuderen van de psychische associaties, die aan de menselijke taaldaden ten grondslag liggen. Anders geformuleerd: significa is de wetenschap die in verband met het taalgebeuren de psychische reacties van individuen en groepen bestudeert. Grondlegster van deze wetenschap, door haar aangeduid met de term ‘significs’, was Lady Victoria Welby (overleden in 1912). Van Eeden ontmoette Lady Welby voor 't eerst op het Congres voor Experimentele Psychologie te Londen, in augustus 1892. Er ontspon zich een briefwisseling die zich over twintig jaar (1892-1912) zou uitstrekken. In januari 1954 werd deze uiterst veelzijdige briefwisseling openbaar gemaakt in Mededelingen XIV van het Frederik van Eeden-Genootschap.
Op 12 september 1917 richtte Van Eeden, samen met Prof. G. Mannoury, Jacob Israël de Haan, Prof. Dr. L.E.J. Brouwer en Henri Borel het ‘Internationaal instituut voor praktische wijsbegeerte’ op, dat na de emigratie van De Haan (3 januari 1919) en de toetreding van Prof. Dr. Jac. van Ginneken S.J. werd omgedoopt in de ‘Signifische kring’. Zie ook Frederik van Eeden, De academie voor praktische wijsbegeerte: Significa, in het weekblad De Amsterdammer, 28 september 1918.
-
voetnoot4
- Van Eeden zal hierbij ook hebben gedacht aan zichzelf, in 't bizonder aan De broeders. Tragedie van het recht. Zie in de vijfde druk van dit werk, met inleiding en aantekeningen van H.W. van Tricht. Amsterdam, z.j. (1943), bijv. vers 672-673: ‘'t Puik der Hellenen, Buonarotti, Shakespeare,/en bijna elk modern man van distinctie;’ vers 1503-1506: ‘Dat zijn de Pleiaden./Alcyone, -en zie die dubbelster/goudgeel en violet, dat 's Alamak,/y Andromedae.’ Vgl. deze laatste regels met de, in juni 1918, nog niet aan Van Eeden bekende regels uit Dèr Mouws ‘Dat ben jij’: Maar 'k zelf dan, rups eerst?-Ja,/Ik ben Geometra/Papilionaria,/De spanrupsvlinder.’
-
voetnoot5
- Van november 1914 tot 1 juli 1922 was Van Eeden redacteur van het weekblad De Amsterdammer. Mede-redacteuren waren Prof. Mr. J.A. van Hamel, Prof. Dr. H. Brugmans, Mr. E.S. Orobio de Castro Jr. en H. Salomonson.
-
voetnoot6
- De betrekkingen tussen Van Eeden en zijn zwager Albert Verwey waren sedert eind 1906 vrijwel verbroken, nadat Verwey in dat jaar, voor de november-aflevering van De Beweging, een opstel had aanvaard van Frank van der Goes over Frederik van Eeden de Kleine Johannes. Sindsdien wenste Van Eeden niet meer aan Verweys tijdschrift mee te werken. Verwey zelf deelt in zijn posthuum verschenen boek over Frederik van Eeden. Santpoort, 1939, blz .189, mee dat hij daarna Van Eeden alleen nog ‘bij zeldzame toevallige gelegenheden’ zag. Zie ook Van Eedens brieven aan Verwey, uit oktober en november 1906, in Mededelingen XI van het Frederik van Eeden-Genootschap (A'dam, juni 1948), blz. 54-58, alsook Maurits Uyldert, Naar de voltooiing. Uit het leven van Albert Verwey III. Amsterdam, 1959, blz. 58 en 212.
-
voetnoot7
- Aan dit verzoek heeft De Haan geen gevolg gegeven.
-
voetnoot8
- De Haan was, blijkens Jaap Meijer, De zoon van een gazzen. Het leven van Jacob Israël de Haan/1881-1924. Amsterdam, 1967, blz. 146-147, ‘een uitermate gezocht repetitor, die minder en nog minder begaafde jongens uit de gegoede middenstand door het candidaats en doctoraal (rechten) wist te slepen. (...) Het aantal zijner repetenten moet, gerekend over de periode tussen 1909 en 1919, honderden hebben bedragen. Van de vroege morgen tot de late avond kwamen ze zich melden. Soms 12 per dag!’
|