Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 436] [p. 436] Golfstroom I Waar zonnedagen tot koralen stollen, En vlijt van vroom-geduld'ge madreporen Bouwt, rood in 't blauw, toren naast holle toren, De ontzaggelijke bekers van de atollen, En, eb en vloed van steeds nieuwe trezoren, Door 't licht vloeibare paarls, de golven rollen, En spieg'ling van nachtlijke wereldbollen In 't groene vuur van de afgrond gaat verloren, Daar rijzen over hellende aard' de stranden Tot reuzig mengvat, waarin samen branden Zon, lucht en zee tot een drievoud'ge gloed, En in het mengvat stroomen uit 't koralen Servies van parelschomnelende schalen Gulpen van zon in dronken overvloed. [pagina 437] [p. 437] II Er is een poort - Twee kapen van koraal Zuilen omhoog; welvende bliksem spant Van top naar top zijn roodgetakte brand, Plots'ling koraal zelf, groeiend, straal na straal: Dat is de Lichtpoort Equatoriaal; Vlammende wonderboom aan elke kant En toovergroei van bliksem-slingerplant Strepen met rood het zeevlak, blauw als staal. Door die triomf boog rolt, als door een tuit, Een zee van zomer 't laaiend mengvat uit, Iedere golf een parelmoeren zon: De veerkracht van de koele Atlantis trilt, Als hij omhoog die vlode zomer tilt, Dampend van horizon tot horizon. [pagina 438] [p. 438] III In grandioos gracelijk evenwicht Zwenkt de aarde om 't eindpunt van haar winterbaan; En, blauwgroen-fosferende karavaan, Trekt voort de Golfstroom, naar de pool gericht; En de optocht van zijn golven zie ik gaan Diep onder vlaggen van koralig licht; 'K zie hoe, rechtlijn'ge zomerdag, hij ligt Op grensloos vlak van nachtlijke oceaan. - 'T flikkert in 't noorden geel. Want op de pool Staat, ringgebergte, een blauwkristallen bowl, En over 't halfrond waait de oranje gloed: En 't is, als ben ik de aarde: ik hef 't kristal, Dat overloopt van licht, en door 't heelal Giet naar de zon ik mijn Decembergroet. Vorige Volgende