Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 419] [p. 419] [En als het huis'lijk, vredigsnorrend spinnen] En als het huis'lijk, vredigsnorrend spinnen Aan wilde wereldzee haar denken deed, Dan droomde ze in 't geluk zich, door haar leed 'T onoverwinlijkst lijden te overwinnen. Omwaaid 's nachts uit bruisende oneindigheid, Stond dikwijls ze op de hoogste van de rotsen, En rook de zee, en hoordem, donker, botsen Beneden - ginds met manen geplaveid: Uitstak ze naar die weg haar toov'rende armen; Zoo zeker wist ze, dat ze opzweren kon Uit kille verte onder de horizon Hem, die ze met haar liefde zou verwarmen. En als de storm de zee in stukken smeet Tegen de gletschers en de gletschers knapten, Dacht ze angstig blij, hoe nu de afgronden hapten Naar 't spokend schip, dat onaantastbaar gleed. - Vorige Volgende