Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 401] [p. 401] - - - - - - - [pagina 403] [p. 403] [De rad'ren van mijn geest joeg spankracht als van stoom] De rad'ren van mijn geest joeg spankracht als van stoom, Dat ze in grandioze zwaai, de spokig stillen, liepen, En heil'ge beelden naar 't scherm van 't bewustzijn riepen, Door formule en in lijn, van Atair en atoom; In levend tooverslot van zaal naast chromosoom Onzichtbaar wist 'k de Schoone Slaapsters, Plato's typen, Boetseersels van mijn Zelf, die vroomgeduldig sliepen, Tot hen Hij, Toov'naar, wekken zou naar werelddroom. Stemloos bleef 't orgel, zonder storm pijpen en toetsen; 'K liet logica 't ventielenstel slijpen en poetsen: Koud wees één stoombuis naar de stilte in hooge kerk - Een molekulestoot van goedmikkend lavendel Uit roodblond haar tikte-om een vaak vermoede hendel: Nu lach en schrei, nu schreeuw en psalm, mijn prachtig werk! Vorige Volgende