Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 344] [p. 344] Honing. 'K zie voor me, tot kristallen regelmaat Van vloeibaar-gouden zuilenbouw verdicht, - Op paarse hei Augustusmiddaglicht - In blauwe schaal hel-gele honingraat. En 't is, of hier en daar een schaduw gaat Door stilte, die gonzend en glanzend ligt; En 't is, of voor mijn sterfelijk gezicht Getranssubstantieerd de zomer staat. Gletscher van middaggloed, besneeuwd met was, De zilv'ren krinkels van het lamplicht glijden Naar geurig dal van groenweerkaatsend glas Langs de afsmeltende steilten van uw zijden. Ben 'k priester? Ben ik heiligschenner? - 'K weet, Dat 'k godlijkheid van zon en zomer eet. Vorige Volgende