Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 332] [p. 332] [En als om plots'ling willige scharnieren] ‘En als om plots'ling willige scharnieren De liefde wijd het venster opendraait, Dat uit het park org'lend naar binnen waait Het ver geruisch van de eeuw'ge populieren, En hem, drijvend op 't bruisen van hun lieren, Een roodgewiekte morgen tegenlaait, Die, gouden haan, werelden wekkend, kraait Een oproep, om zijn eeuwigheid te vieren, Dan meent, die liefheeft, door die pracht verblind, Dat buiten 't arme en donk're zelf hij vindt De schoonheid, die zijn leven zal verhoogen, Tot hij zijn laat verdriet heeft uitgeschreid, En leert: het was zijn eigen Werklijkheid, Die hij toen zag met begenadigde oogen. Vorige Volgende