Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 329] [p. 329] ['t Eeuw'ge kent goed noch slecht, liefde noch haat] ‘'T eeuw'ge kent goed noch slecht, liefde noch haat; Geen blijdschap kan, geen smart tot de afgrond dringen, Waar samen vloei van verre rimpelingen Uit stormend oppervlak tot rust vergaat, Iedere ziel een golf, die stijgt en staat En kantelt en verzinkt in schemeringen, En herrijzend Brahman's vereindigingen, Monsters en anemonen, rijzen laat; Zich, eeuwig geestenrijk, ziet balanceeren Hij, die hier effen ebt in ephemeren, En ginds in Plato, wereld-vloedgolf, zuilt: Die alles is, kent niets dan zijn gelijken; Verarmen kan Hem niets, niets Hem verrijken; Niets, dat de zee verreint, de zee bevuilt. Vorige Volgende