Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 327] [p. 327] [Hij strooit van uit zijn domino, de nacht] ‘Hij strooit van uit zijn domino, de nacht, Schertsend confetti rond van meteoren, En staat dan onbewegelijk, verloren In zelfbewond'ring voor zijn maskerdracht; Met hallali van donder speelt hij jacht, En blaast de storm uit hoog snerpende horen, En pijlen uit zijn kleur'ge boog doorboren Hem, Behemoth, de grijsvlossige vacht; Hier stemloos vlokje in fijn-kristallen huisje, Groet ginds uit wolkengrot Hij, zingend pluisje, Zich zelf, vliegende zon, als leeuwerik; En 'k hoorde, triomfant door klinkende eeuwen, De optocht van 't leven dionysisch schreeuwen: De maskers vielen en ik zag mijn Ik. Vorige Volgende