Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 326] [p. 326] [Vroeger, toen 'k zoekend uit mijn torenramen] ‘Vroeger, toen 'k zoekend uit mijn torenramen Niets zag dan mijn gevangen eenzaamheid, Heb 'k, plots'ling angstig-wakker kind, geschreid, Dat niet, die 'k liefhad - de onbekenden - kwamen, En mij in de armen van hun liefde namen, Me ontfutselend aan de wanhoop, dat wijd Een wereld om mij, schim, lag uitgebreid Van schimm'ge vormen en gedroomde namen: Toen 'k uit dezelfde draden zag gesponnen De tot heelal balanceerende zonnen En 't vluchtig flikk'ren, dat met 't slapen komt, De donder en een klank, bijna vergeten, Juichte mijn vrije trots bij 't heilig weten. Dat in mijn wereld Brahman zich vermomt: Vorige Volgende