Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 325] [p. 325] [Zij, die mijn afgeperst gebod trotseerden] ‘Zij, die mijn afgeperst gebod trotseerden En met mijn wil tot beider onmacht vochten, En uit het labyrinth van Brahman's krochten, Vrome processie, naar 't nu heil'ge keerden, Vinden, tot vreemd geheel met smart vervlochten, Wat ze in verdwazing onvermengd begeerden; In 't stilstaand Toen, dat zij, vlucht'gen, niet eerden, Vinden ze, wat ze in 't Nu, 't vluchtige, zochten. Hen die, tot sterflijke eigenheid geboren Binnen de wanden van mijn wank'le toren, Uit opstand tot devotie zich verheffen, Zal eens verzonkenheid in adoratie Tillen tot stil lachende kontemplatie, Dat zij hun vrede in 't eeuwig Nu beseffen. Vorige Volgende