Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 313] [p. 313] [Leunend aan de as van wentelend heelal] Leunend aan de as van wentelend heelal, Een magier, die het Mysterie weet: De hroglyphen van 't orak'lend kleed Fonkelen uit afgrondlijk diep kristal; En de omzwaai van zijn welvend piedestal Voert mee de ekstatisch zwijgende profeet, Tot plots'ling sterren aan zijn mantel breed Verflikk'ren bij verschoven plooienval: Want middernacht is 't; door de Melkwegpoort Roept naar oneindigheid hij 't ééne woord, De naam van Hem, die is, zal zijn en was. In verflikk'rende plooien zinkt zijn hand. Hij onbeweeglijk in zijn vroeg're stand Leunt, verzonken, tegen de wereldas. Vorige Volgende