Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 292] [p. 292] [In 't verre licht van hoogzwevende oksalen] In 't verre licht van hoogzwevende oksalen Mijmeren stil-verrukte melodieën; Langzame optocht van ijle fantazieën Treedt in de lichte leegte van zijn zalen: De oogen als de avondster, als zonnestralen Blond, draagt - zilverig witte feeërieën - De voorste rij zijn arme reliquieën, Nad'rend op even-hoorbare sandalen; Met de avondsterren naar hun koning starend, Aaien ze 't doode bruin met witte handen, En openspringt het voor dat blanke toov'ren: Wat, stil veroud'rend, oud geheim bewarend, Als dorre blad'ren hing aan zuilen wanden, Zien weer zijn zalige oogen zonnig loov'ren. Vorige Volgende