Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 293] [p. 293] [En als het wand'lend bosch uit oude sagen] En als het wand'lend bosch uit oude sagen, Verplaatsen zich de aldoor knoppende schrijnen, Tot, rij aan rij geschaard, ze lanen schijnen Vol zon van winderige zomerdagen. Ver, blauw, buigen zich de ontzaglijke lijnen Van horizonnen, die trillend vervagen. 'T is of door kracht van plotselinge vlagen, Flikkerend en bruisend de toppen deinen. Geborgen groet uit and 're wereldrijken, En wat verbergend hing stil te vermolmen. Herleven, nu hen tooverhanden streelen, Tot vreemd gevlam in loof van stormende eiken, Tot zwarte statigheid van tragische olmen, Tot wildverwaaiend zilver van abeelen. Vorige Volgende