Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 288] [p. 288] [Geen godenbeeld zwijgt in de tempelhal] Geen godenbeeld zwijgt in de tempelhal, Geen wierookschaal, geen altaar staat te branden: Als wierook hangt zijn eerbied langs de wanden, De heele vloer is heilig piedestal; Libel noch wiekgeruisch waagt aan te randen Stilte en schem'ring, die mijm'ren overal: Hier geeft het Ik, centrum van zijn heelal, Aan 't eeuwig Zelf zich zelf als offeranden. Komt hij hier binnentreden, dan verdringen Zich om hem prevelenderinneringen, Geweten trouw van onzichtbare drom: Want wat het mooist was van zijn menschenleven, Heeft, reliquin, zijn vroomheid hun gegeven, De priesteressen van zijn heiligdom. Vorige Volgende