Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 283] [p. 283] [Mij, Brahman's lange roep om eeuwigheid] ‘Mij, Brahman's lange roep om eeuwigheid Van Zelf besef, mij, dreuning van pedaal, Die op donder draag 't Zelfscheppings-choraal Uit Brahman's orgelende ontzaglijkheid, Mij smoort mijn schepping, die mijn branding smijt Hemel- of helwaarts, naar ik rijs of daal, De tritonshoorn, weens echnde spiraal Ik vul met 't gonzen van de oneindigheid; Mij smoort in onderwereldsch labyrinth Op wenk van overmoedig eendagskind De almacht'ge wil van 't Zelfbestrijdend Zelf; Maar viert - zijn doel - hij 't bont gedachtenfeest, Dan schreeuw ik stuk de vrede van zijn geest, ‘En bons te pletter 't hem dragend gewelf.’ Vorige Volgende