Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 239] [p. 239] ['k Ben Brahman. Maar we zitten zonder meid.] 'K ben Brahman. Maar we zitten zonder meid. Ik doe in huis het een'ge, dat ik kan: 'K gooi mijn vuilwater weg en vul de kan; Maar 'k heb geen droogdoek; en ik mors altijd. Zìj zegt, dat dat geen werk is voor een man. En 'k voel me hulp'loos en vol zelfverwijt, Als zij mijn lang verwende onpraktischheid Verwent met wat ze tooverde in de pan. En steeds vereerde ik Hem, die zich ontvouwt Tot feeërie van wereld, kunst en weten: Als zij me geeft mijn bordje havermout, En 'k zie, haar vingertoppen zijn gespleten, Dan voel ik éénzelfde adoratie branden Voor Zon, Bach, Kant, en haar vereelte handen. Vorige Volgende