Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 238] [p. 238] [Wie ziet niet soms zich liggen in de kist] Wie ziet niet soms zich liggen in de kist, Geroerd, dat zooveel schoons moest ondergaan? Wie hoort uit 't graf niet roemen, stil voldaan, Deugden die buiten hem geen sterv'ling wist? Wie denkt niet bij zichzelf: Wonderlijk is 't, Dat alles dan gewoon zijn gang zal gaan, En het heelal 't de moeite van 't bestaan Nog waard zal vinden, als 't zijn luister mist? - Die weet, of ook maar voelt bij vaag instinkt, Dat, als hij sterft, een wereld met hem zinkt, Zijn werklijkheid, maar vizioen van God, Dat oprees uit het Wezen van zìjn geest, Wat ergens ooit aan grootheid is geweest, Hij denkt iets derg'lijks ook, en is geen zot. Vorige Volgende