Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 225] [p. 225] [Tusschen golven en sterren, vreemd aan de aard] Tusschen golven en sterren, vreemd aan de aard, Zeilt de albatros zijn wijdgewiekte vlucht, En dubb'le oneindigheid van nacht en lucht Orakelt rond zijn eenzaam trotsche vaart. Hem, diep vertrouwd met storm en sterren, spaart De wijze zeeman; de ander is een klucht Zijn neergeruischte hoogheid, dat tot vlucht Hij sart, die hem van de ondergang bewaart Mijn liefde, groot van storm en sterrelicht, Streek uit de rand van 't eindige op je neer; Jouw zeilenpracht, door weif'lend roer gericht, Vlindert naar helle nacht van bliksemweer. Jou redt, breekt eens 't verblind gewilde los, Niet weggeschrikt, jouw mystische albatros. Vorige Volgende