Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 223] [p. 223] [IJlende trein schijnt, trillend, stil te staan] IJlende trein schijnt, trillend, stil te staan, En 't is, terwijl ik kijk droom'rig door 't glas, Of heel de wereld machtig stelsel was Van reuz'ge rad'ren, die onhoorbaar gaan, Met blauw-saffieren velgen, plas naast plas, En smal-smaragden spaken, laan naast laan, En breede, gouden spaken, graan naast graan, Went'lend om verre toren, rustende as; En ontzaglijk de eeuwige vuurhaard brandt In 't centrum van 't heelal; en laait en laait; En rook, door voortzuigende wind verwaaid, Verwaait tot wolkenland na wolkenland - Als torenspil, vuurhaard en rustloos wiel, Zoo wereldgang, begeerte en de eeuw'ge Ziel. Vorige Volgende