Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 218] [p. 218] [Hij ging, een optocht. Lang was 't, of nog sprak] Hij ging, een optocht. Lang was 't, of nog sprak De lier die, in zijn hand omhoog geheven, Boven de grond scheen, hem dragend, te zweven En in de nacht zijn beide fakkels stak. Lichtsfeer van rood, tot dubbel vleugelvlak Onder twee gouden voelhoorns uitgeweven, Ging Orpheus, of, roodgouden vlinder, 't leven Uit 't doodenland, zijn chrysalide, brak. Zoo had nog eens de eindloosheid van de dood Een horizon, waar breed het avondrood Langzaam vergeelde en dof werd en verging. En asch van slaap en donk're stilte viel Op 't wezenlooze; maar in elke ziel Bleef 't smeulen als een droomherinnering. Vorige Volgende