Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 213] [p. 213] [Voor de oogen van wie 't eeuwige overdachten] Voor de oogen van wie 't eeuwige overdachten, Wordt marmeren gebergte transparant: Zwevend van gratie of in stat'ge stand, Zien zij gestalten op verrijzing wachten; En naar 't houweel grijpt ekstatisch hun hand, Rotsen verstuiven voor hun heil'ge krachten: Want schreiend zagen z, hoe de Zal'gen lachten, Bevrijding dond'ren hoorend aan de wand. - De blauwe lucht, de bonte wolken schijnen Niets dan een scherm van wiss'lende gordijnen Achter hun sneeuwen onbeweeglijkheid; En 't lijkt, als was gevoegd uit de elementen Het mozaiek van zee en kontinenten Tot niets dan voetstuk voor hun majesteit. Vorige Volgende