Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 201] [p. 201] ['t Glas, dat tot wolkbreukzuil van cohinoren] 'T glas, dat tot wolkbreukzuil van cohinoren Vol geel en rood uit lier en kleed zich zoog, De voet in de afgrond, in de wolken hoog Het kapiteel, goudblauw stroomende toren, Het wilde, rond - een diamanten boog - Het wilde, hol - klinkende tritonshoren - Iedere holte een oor, de zanger hooren, De purp'ren zien, iedere drop een oog. Zoo stolpte, in 't midden splijtend, zich de wand Om Orpheus heen tot holle diamant, Het schuim gestold tot doorschijnend albast: Zoo liet de donder, kristallen portier, Stemlooze ekstaze om Orpheus en zijn lier, De levende in als Aïdoneus' gast. Vorige Volgende