Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 196] [p. 196] [Één berg is, pijler van welvend heelal] Één berg is, pijler van welvend heelal, Tot afgrond boven 't aardvlak uitgehold; Gordijn van glas, de toegang werend, rolt Over glad zilv'ren roe de waterval: Alsof, geëffend eerst tot blauw kristal, Terug tot loodrecht meer een wolkbreuk smolt, Ploft hij, stroomende muur, tot gruis en bolt Op tot gebergten, wegrollend door 't dal. Want Aïdoneus, wenkend met zijn staf, Sloot zoo 't portaal van de ijle wereld af, Stellend voor de ingang van dav'rende grot Kristallen donder tot slaaplooze wacht, Nooit wekkend 't land van stilte en slaap en nacht, Zwichtend voor wie komt, macht'ger dan zijn God. Vorige Volgende