Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 178] [p. 178] Bosch. Bezwering van daemonisch tooverspel, Staan reuzeslangen stijf als beukestammen, Met goud geschubd, hun groen flikk'rende kammen - IJl suist de fluit - naar 't zonlicht, tropisch schel. Gespikkeld, geel en zwart, ligt 't pantervel, Vol gift'ge stank uit bruin ett'rende schrammen; En ov'ral rondgespat, net bolle zwammen, Zijn droppels bloed, vreemd-levend, rood en hel. De boa's staan, dreigend, angstwekkend stil. - 'T wordt donker, plots'ling. - Zag ik niet getril Ginds, hoog en ver, van een getakte tong? - Ze leven: 'k hoor 't, ik zie 't: een sijf'len gaat - 'T beweegt! - De koppen schomm'len! - God! daar slaat De Toov'naar tot onttoov'ring op zijn gong! Vorige Volgende