Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 179] [p. 179] [Uit de afgrond, rijk aan goud en adularen] Uit de afgrond, rijk aan goud en adularen, Deed de vulkaan zijn vlammenstormen loeien, En, schijn van leven, om zijn helling bloeien Een krans van ziekelijke solfataren. In 't kratermeer, diepblauw en rustig, vloeien De wat'ren: sterrespiegelingen staren Omhoog, alsof 't de diamanten waren, Die vroeger nooit in 't zonlicht konden gloeien. Als uitgebrand zijn jeugd en smart en haat, En met 't geloof in 't weten ondergaat Inzicht in goed en slecht en doel van 't leven, Dan schittert Brahman, diep uit schemering, En 'k twijfel, of 't niet is de fonkeling Van wat door gloed verborgen was gebleven. Vorige Volgende