Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 139] [p. 139] Tulpen Bloedplassen, trots het zonlicht levend rood, Zag 'k wijd vervloeien tot de horizont; Uit lang gespleten, geel ett'rende wond Walmde wee-zoete reuk, als van de dood; En 't leek, alsof een bloedstraal opwaarts spoot, En onbeweeglijk hing boven de grond: De droppels sidderden, helrood en rond, Gestold tot blad'ren aan de beukeloot. De zon ging onder. Schuwe schem'ring sloop Over de landen; en aarzelend kroop Door mist van bloed, zoekende tor, de maan; En 'k voelde mij de eenig levende mensch In doode wereld, en ik zag immens Het spook van de aarde ontzettend voor me staan. Vorige Volgende