Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 140] [p. 140] [Fluweelen beeld op pluche postament] I Fluweelen beeld op pluche postament, Zuilt zwart de kat op hoogste leunstoelrand; Symmetrisch hautrelief, staan aan de kant Twee poppen op de zitting overend. De kop voornaam van 't spelend kind gewend, Aegyptisch gestileerd tot godenstand, Laat fosf'ren hij door smalgroen transparant Een ver geheim, Bubastis eens bekend. En grensvervagend golft de schemering: Hij zit, marm'ren pilaar van duisternis. Alles is stil. Ook 't kindje is stil. En 't is, Of er iets heiligs in de kamer hing. En hoog uit top van zuil ontzaglijk gloeit De groene dubbelster. - Hij groeit, hij groeit, [pagina 141] [p. 141] II Hij raakt de zold'ring; en de kamer dijt Tot tempelzaal; en gouden pharaonen Zie 'k aan de voeten van het godsbeeld tronen In strak onbeweeglijke majesteit. En 't is, ik hoor iets nad'ren - Ja, daar schrijdt Langzame tred naar wachtende pylonen: Ze komen, koninklijke godenzonen, Vluchten naar mij uit hun vergetelheid. Als wierookdamp zie 'k blauwe schem'ring hangen. Daar momp'len door 't portaal vreemde gezangen, Met afgemeten stappen aangeschreden - Nu zal mijn priesterlijke ekstaze ontvangen Met oud gevoel van zwijgende gebeden De statige processie van 't verleden. Vorige Volgende