Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 137] [p. 137] [Lang rolt, een bol van klank, de knal van 't schot] Lang rolt, een bol van klank, de knal van 't schot, Bonzend van wand tot wand, 't gebergte rond: Het dier, door 't valsch onzichtbare gewond, Kruipt, om de rand, in scheef verlichte grot; En pijnlijk trekt hij met verbrijzeld bot, Hinkend, een smal rood streepje over de grond; Diep, ver van 't bosch, waar hij zijn voedsel vond, Daar gaat hij dood in 't donker; en verrot. Hem, die vol toekomst zwerft door wildernis Van jong gevoel, treft soms, die zeker is Van 't goed gemikte woord, in teere plek: Voor 't ongeluk, dat in zijn leven viel, Vlucht hij naar 't ondergrondsche van zijn ziel, En kan niet meer naar boven; en wordt gek. Vorige Volgende