Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 136] [p. 136] [De laan in, uit westlijke wolkensluis] De laan in, uit westlijke wolkensluis, Stuwt-op 't oranje licht; 't gewelf van toppen Lijkt, vastgeklonken met fel kop'ren knoppen, Geelgroene naad van zacht hellende buis. Ik freewheel over licht; langwerp'ge droppen Trillen op 't stuur; en 'k luister naar 't geruisch Achter me in 't dorre blad, en naar 't gedruisch Bij sprong of droog geknap van beukedoppen. Tot streep smelt saam 't versneld metaalgetikkel. Hard gonst de nobel-koele wind. Op 't nikkel Schittert een dubbelster, oranjerood Aan 't einde van de laan, om me op te vangen, Staat, groot, de zon. Voort vlieg 'k, in vreemd verlangen Naar iets - onzegbaar, tijdloos: liefde-en-dood. Vorige Volgende