Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 115] [p. 115] [Nu draagt, zelf triomfant balancement] Nu draagt, zelf triomfant balancement, Zelf zwevend rag, zelf ontzaglijk insekt, Mij de roplaan, wiens vaart, zilverig, trekt Een draad, hoog boven zee en kontinent: De trots van wie zich, mensch, als Brahman kent, Houdt breed zijn dubb'le vleugels uitgestrekt; De zekerheid, die 't Brahman weten wekt, Houdt recht naar Hem 't evenwicht heengewend. Tot afgrond zijn gezonken land en zee; In de afgrond rent, hong'rig, de duiz'ling mee, Daar zuigend, waar ze hoopt, dat 'k neer zal bonzen. De aarde is een schaal; hoog ligt de horizon. Plots'ling een stem - naar 't scheen, van uit de zon - Dwars door de wind, die 'k koud voel langs me gonzen: Vorige Volgende