Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] [Hij ziet zijn leven, eind'looze woestijn] Hij ziet zijn leven, eind'looze woestijn, En denkt aan prenten uit zijn kindertijd: Helgeel is 't zand, en alles leeg en wijd. Driehoekjes staan op de achtergrond, heel klein; Hij weet met trots, dat 't pyramiden zijn - In schaduwkoelte van vergetelheid Had hij zoo graag zijn moeheid neergevlijd, Niet meer gesard door verre illuzieschijn Hij denkt: Dat was ik zelf; en nu ben 'k grijs. En 'k had mijn tuintje toch in vader's tuin, Voor bitterkers in 't voorjaar en radijs, En dan violen, donkerpaars en bruin; Die vond ik 't mooist. En gele. - En de eene hand Wrijft weg van de and're een droog gevoel van zand. Vorige Volgende