Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 82] [p. 82] [En aan die man, die dood op de oever gleed] En aan die man, die dood op de oever gleed, Dood, dood, nààst 't ijs - terwijl de veerman sprak - In stervend oor klepelend hoefgeklak, In dichte keel vergeefs gewilde kreet, Denkt vaak, wie langzaam oud werd in veel leed: Zijn leven ziend, begrijpt hij niet, dat 't strakgespannen, door de smart gebonsde vlak Van 't breekbaar denken niet tot waanzin spleet. Hij luistert, weerloos: oudherinnering Mummelt van Toen, en Toen. En 't is, als viel Over zijn Ik late angst en duizeling Om wat er loerde in de afgrond van zijn ziel. Hij luistert; en zijn hand, weifelend, strijkt Over zijn voorhoofd. En hij zit; en kijkt. Vorige Volgende